In de huidige opleidingsstructuur staat het denken en formuleren van leerdoelen in termen van competenties centraal. De inhoud van de cardiologie is onderverdeeld in 7 themagroepen, die verder zijn onderverdeeld in 27 themakaarten. De themakaarten definiëren de vereiste kennis en taken (aangeduid als kritische beroepssituaties) die de AIOS verricht binnen een specifiek thema.
De huidige opleiding tot cardioloog is bedoeld om artsen op te leiden tot een goed algemeen cardioloog. Tijdens de opleiding kan de AIOS samen met het opleidingsteam er wel voor kiezen om accenten te leggen waarmee hij/zij zich kan profileren in een deelgebied van de cardiologie of op een organisatorisch gebied zoals bijvoorbeeld gezondheidsmanagement.
De profileringsgebieden werden eerder aandachtsgebieden genoemd en waren een specialistisch onderdeel van de laatste fase van de opleiding. De opleiding bestaat uit een aantal vaste onderdelen die naar gelang de competenties en leerdoelen van de AIOS korter of langer zullen duren.
Deze onderdelen of stages worden in de primaire opleidingskliniek en gedeeltelijk extern gevolgd. Binnen de cardiologie zijn er een aantal profileringsgebieden, te weten:
Het huidig streven dat men tot algemeen cardioloog wordt opgeleid heeft als gevolg dat deze profilering in de praktijk minder aandacht krijgt dan men tot op heden gewend was. Daardoor zullen er in de toekomst minder superspecialisten worden opgeleid.
De lokale opleiders (per instelling) zullen minimaal twee keer per jaar samenkomen om de inhoud en randvoorwaarden van de opleiding met elkaar te bespreken en waar nodig te optimaliseren. Deze bijeenkomst is tevens bedoeld om ervaringen uit te wisselen en de voortgang van de individuele AIOS te bespreken.
De opleiders worden ondersteund in zowel de praktische als inhoudelijke invulling van de specifieke stages door de betreffende stagehouders. De verschillende stagehouders stemmen onderling af wat de inhoud van een stage moet zijn, op welke wijze de gestelde eindtermen (zoals omschreven in het landelijk opleidingsplan) behaald kunnen worden en welk maximaal niveau behaald kan worden per kliniek (o.a. afhankelijk van de beschikbare begeleiding, het patiëntenaanbod en de lokale speerpunten).
Als resultaat van deze consensus kan er bij het vervolgen van de opleiding in een ander kliniek gebouwd worden op de al behaalde competenties en huidig niveau van ontwikkeling van een specifieke vaardigheid.
Uiteraard neemt dit niet weg dat er een inwerktijd beschikbaar wordt gesteld om o.a. kennis te nemen van ziekenhuis specifieke protocollen.
Na afronding van de opleiding tot basisarts en het verkrijgen van een BIG registratie kan gestart worden met de vervolgopleiding tot cardioloog.
In de praktijk zal een groot deel van de AIOS tevoren een (promotie-)onderzoek hebben gedaan en/of klinische ervaring hebben opgedaan als een arts niet in opleiding tot specialist (ANIOS).
De opleiding duurt maximaal 6 jaar en bestaat uit een vooropleiding interne geneeskunde (maximaal 2 jaar) en de specifieke cardiologische opleiding (maximaal 4 jaar, waarvan minstens 1 jaar buiten het primaire opleidingsziekenhuis zal worden gevolgd, het externe jaar). De komende jaren zal de opleidingsduur per AIOS op basis van behaalde competenties worden geïndividualiseerd met het streven dat 80% van de AIOS de vervolgopleiding gemiddeld 5 maanden sneller doorloopt anno 2025.
Voor een deel kan dit bewerkstelligd worden door het streven naar versnelling van de vooropleiding interne geneeskunde met 3 maanden.
Dienstblokken en dienstbelasting wordt per kliniek bepaald in samenspraak met de opleider van het primaire opleidingscentrum. Hierbij geldt dat bij aaneensluitende klinische stages van tenminste 6 maanden, ook dienst kan worden verricht in het centrum waar deze stages worden gevolgd. De dienstbelasting dient te voldoen aan het landelijk gesteld maximum van 25%.
Gedurende het werk in het ziekenhuis moeten er soms taken verricht worden die niet onomstreden tot het takenpakket van de AIOS horen, maar soms toch door de AIOS worden gedaan. Dit is bijvoorbeeld op administratief of logistiek vlak. Het streven is 0% oneigenlijke taken. De AIOS verricht maximaal
10% oneigenlijke taken. Indien het niet mogelijk blijkt om te voldoen aan de 10%, is het wenselijk dat gezamenlijk wordt bepaald waar de knelpunten liggen en dat er een passende oplossing wordt gezocht.
Het is niet gewenst om de AIOS structureel in te zetten voor de productie, ten koste van een besproken stage. Er moet door de opleidingsgroep actief worden gestreefd naar een optimale stagebescherming. Uiteraard is een AIOS onderdeel van een team waarbij collegialiteit een zeer gewaardeerde en belangrijke eigenschap is.